Is de tweede persoon in de Triniteit een man?

In een opinie-artikel in het RD gaat de algemeen secretaris van de GB in op recente pleidooien voor de vrouw in het ambt. Al in de inleiding van zijn betoog staat de conclusie vast, dus over dat betoog hoeven we het dan verder niet zo lang te hebben: ‘In Nederland zijn er kerken die de vrouw in het ambt aanvaard hebben en kerken die dat -op Bijbelse gronden- niet gedaan hebben.’
Wat ik jammer vind aan het standpunt van de Bond is dat ze altijd suggereert dat er maar twee mogelijkheden zijn om de discussie te voeren: ofwel we hebben een klassieke visie op de Schrift en dan mag het natuurlijk niet, want je kunt Paulus toch niet zo masseren dat er iets tegengestelds uitkomt dan er staat, ofwel je bent modern en dan mag het wel. Niet wélke hermeneutiek je hanteert is blijkbaar beslissend, maar óf je hermeneutiek toelaat. Recent heeft de GB-hoogleraar Van den Brink nog betoogd dat de gereformeerde hermeneutiek de enige juiste is, dus misschien kan hij zijn licht ook eens over deze problematiek laten schijnen.
Maar dat terzijde. Wat mij in het artikel opviel, was een heftige uitval van Vergunst richting de vice-praeses van de PKN-synode, ds. Arenda Haasnoot. Hier is het complete citaat uit het betoog van Vergunst, de opmerking van Haasnoot aanhalend:
En: „Als Hij vrouw zou zijn, is de vraag of Hij in die tijd had kunnen doen wat Hij heeft gedaan.” In Mattheüs 11 spreekt Jezus over het welbehagen van de Vader -voor wijzen en verstandigen verborgen, aan kinderen geopenbaard- dat niemand de Zoon kent dan de Vader en dat niemand de Vader kent dan de Zoon. Johannes spreekt over de eniggeboren Zoon, Die ons God geopenbaard heeft. Eeuwig is de Zoon, leert de Geloofsbelijdenis van Athanasius. Dat is andere taal dan suggereren dat Jezus een man was, opdat Zijn boodschap zo veel mogelijk aanvaard werd.
Wat Vergunst lijkt te doen, is suggereren dat het man-zijn van de mens Jezus intrinsiek gerelateerd is aan het man-zijn van de tweede persoon in de Triniteit. Nu is het vrij moeilijk te ontkennen dat er in de ontwikkeling van het dogma van de Triniteit een relatie bestaat tussen het feit dat Jezus Zoon van God wordt genoemd en zijn man-zijn als mens.
Maar het is niet voor niets dat de latere triniteitstheologie, precies die belijdenis van Athanasius bijvoorbeeld, steeds preciezer is gaan aangeven dat het Zoon-schap van de tweede persoon in de Triniteit niet op eenzelfde niveau gedacht mag worden als het zoon-schap van Jezus uit Maria. Denk aan de bekende formulering die al in de geloofsbelijdenis van Nicea staat: ‘geboren, niet gemaakt’. Je mag dus uit het Zoon-schap van de tweede persoon in de Drie-eenheid niet zomaar concluderen tot het man-zijn van de mens Jezus, noch omgekeerd! In de menswording van Jezus Christus is er niet een man in de Drie-eenheid opgenomen, maar heeft de enige God zich op een onuitsprekelijke manier met de mens Jezus verenigd. Evenmin kan de Drie-eenheid op enigerlei wijze als ‘driemanschap’ worden gekarakteriseerd, zowel niet vanwege de geslachtelijkheid die daarmee gesuggereerd wordt, als vanwege de gedachte aan een tritheïsme, ofwel een driegodendom.  ‘Vader’ en ‘Zoon’ in verband met de Drie-eenheid zijn termen die gaandeweg de discussie in de eerste eeuwen zo goed als alle verband met de schepselmatige termen hebben verloren, en dat is maar goed ook.
Wie over deze thematiek meer wil lezen, kan terecht in boek 5 tot 7 van Augustinus' werk Over de Drie-eenheid, niet zo lang geleden in het Nederlands vertaald door wijlen Tarsicius J. van Bavel. Voor wie dat lastig vindt, ik geef toe dat Augustinus nogal ingewikkeld is in dit werk, zou kunnen kijken of enkele van mijn schrijfsels haar of hem uit de brand helpen: https://lirias.kuleuven.be/handle/123456789/166678 en een Duitstalig artikel.
Het zou dus best eens kunnen zijn, dat de vrouwelijks dominee Haasnoot in dit geval dichter bij de aloude gereformeerde waarheid zat dan dhr. Vergunst.

Reacties

  1. Om nog maar eens een duitje bij mijn eigen argument te doen: ik las de Griekse tekst van de geloofsbelijdenis van Nicea even na, en daar staat dus heel kenmerkend: kai enantroopèsanta, heel terecht in het Nederlands vertaald als: en een mens (dus niet ‘man’) geworden is. In Engelse vertalingen leidt dat altijd tot een ambiguïteit, omdat je daar ‘mens’ ook als ‘man’ kunt vertalen, maar in het Nederlands hoeft dat niet. Dat ‘enantroopèsanta’ laat ook mooi zien dat de belijdenis niet eens een object invoert. Dus Jezus is niet primair een bepaalde mens geworden, maar hij is menselijk geworden. Het is een werkwoordsvorm. Je zou ook kunnen vertalen: en geïncarneerd is.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts