Waarom hebben mensen behoefte aan overdopen?

De notitie over doopgedachtenis

Ik weet het, ik ben een beetje laat met een reactie op de notitie
over doopgedachtenis
zoals die op de voorlaatste
synodevergadering van de PKN is besproken. Ik was druk met mijn
predikantsstage in de Protestantse Gemeente Houten. Dat zit er nu
weer bijna op, dus toch nog tijd voor een reflectie op die notitie.
In allerlei opzichten vond ik de notitie opmerkelijk. In de eerste
plaats al belangrijk, omdat er een substantiƫle vraag is naar
overdopen binnen de PKN en de meeste modaliteiten op die vraag
eigenlijk niet echt een antwoord hebben. Natuurlijk hebben ze wel een
antwoord, een weigering, maar daarmee is er geen antwoord gegeven op
de spirituele behoefte die achter de vraag zit. Mensen die echt
willen laten zich in toenemende mate in een evangelische gemeente
overdopen, overigens zonder daar lid te worden. Ze blijven gewoon aan
de PKN verbonden. Nog afgezien van hen die zich daadwerkelijk laten
overdopen, zijn er heel breed in de PKN mensen die worstelen met het
geven van betekenis aan hun doop, mensen die zich in dat verband ook
vaak afvragen of ze niet veel liever als volwassene zich hadden laten
dopen, dan als kind gedoopt te zijn. Maar dat kun je niet meer
terugdraaien.
De notitie was ook opmerkelijk vanwege de inhoud. Wat mij vooral
als kern in het document opviel, was het eenzijdige van het ritueel
van doopgedachtenis dat in de notitie werd voorgesteld. In een
sacrament – maar dat moest het kostte wat het kost natuurlijk
ook niet worden – is altijd sprake van tweezijdigheid. Mensen
houden hun kind ten doop, een volwassene laat zich dopen enerzijds en
een bevoegde predikant voert in naam van God de doophandeling uit. Zo
is dat bij het Avondmaal ook: Go d, bemiddeld door de predikant,
handelt en mensen handelen. In de rooms-katholieke traditie is die
handeling van het volk in de eucharistie nog sterker aangezet dan in
de protestantse: de mis vieren is dank zeggen en volgens de officiƫle
leer zelfs: offeren. Op dat offeren kom ik zo dadelijk terug.
Nu was het opmerkelijke aan de notitie dat het ritueel voor het
gedenken van iemands doop volstrekt eenzijdig is en dan van de kant
van de gedoopte. De gedoopte komt naar voren, besprenkelt zich met
water of dompelt zich onder in het water, afhankelijk van de traditie
die gangbaar is. Om het belang van de doop te accentueren wordt ook
over de echte doophandeling nog het nodige gezegd, maar daar ga ik
even aan voorbij.
Opvallend is de eenzijdigheid van de handeling. Er komt geen
ambtsdrager aan te pas. Op mij kwam het ritueel daardoor over als een
buitengewoon egocentrisch gebeuren. Ik gedenk mijn doop, ik verricht
de handeling. Wat wil je daar nu mee communiceren? God lijkt
hoegenaamd afwezig in het ritueel.
Opvallend was zeker ook de reactie van de synode. Voorzover ik de
krantenverslagen
heb gelezen is de notitie hoegenaamd unaniem afgeschoten. Dr. Hiebsch
kon zich als lutheraan helemaal vinden in de reactie van Mensink in
de Waarheidsvriend
. Een bondgenootschap van links tot rechts, zou je
denken. Dat kan natuurlijk best zijn, zo was mijn verzuchting
achteraf, je kunt dat allemaal wel afschieten, maar wat is je
alternatief? Mensen willen het graag. Je kunt er theologisch nog zo
veel op tegen hebben, maar een tandje erbij hier en daar lost het
probleem echt niet op.

Avondmaal en de gedachte van een offer

Mensink had wel een punt natuurlijk. Het Avondmaal is bij uitstek
het sacrament van doopgedachtenis en doopvernieuwing. Maar is een
protestantse avondsmaalsviering eigenlijk wel geschikt om de rol te
vervullen die mensen met hun behoefte aan doopvernieuwing in
gedachten hebben? Bij die vraag kwam ik uit toen ik nog weer eens
ging nadenken over de inhoud van de notitie. Ik kwam tot de conclusie
dat de notitie ofwel geheel misplaatst was en zelfs de vragers –
de vertegenwoordigers van het EW – er niets mee konden, ofwel
dat het inderdaad iets als dit ritueel van doopgedachtenis was dat de
vragers op het oog hebben. Iets dus waarbij de gedoopte heel
individueel en persoonlijk zijn of haar doop in herinnering kan
brengen als een hernieuwde verbondsvernieuwing met God.
De vraag is dan: waarom willen mensen dat? In het algemeen kun je
wijzen op de armoede aan rituelen in de protestantse traditie of de
sterk rationele oriƫntatie van het protestantisme. Je kunt dan
voorstellen om het ritueel met meer ‘bombarie’ –
vergeef me de term – gestalte te geven of er nog wat meer
woorden aan te besteden. Ook kun je in de andere richting uiteraard wijzen op de extreme behoefte aan individuele ervaring die bij deze tijd past en waar evangelische gelovigen dan niet resistent genoeg tegen zouden zijn. Dan moet de kerk zich daar gewoon eens flink tegen verzetten. Maar doe je de diepe  behoefte van mensen die achter de vraag ligt, daarmee recht?
Ik ging er nog weer eens over nadenken en die link met het
Avondmaal liet me niet los. Wat mensen blijkbaar willen is zichzelf
aan God toewijden, zichzelf als een dankoffer aan God offeren, zou je
ook kunnen zeggen. En dan gaat er een lichtje branden. Heel veel
religieuze tradities hebben een notie van het ‘offer’.
Denk aan IsraĆ«l, maar ook aan bijv. het HindoeĆÆsme of
traditionele Afrikaanse godsdiensten. Religieus-antropologisch zou je
kunnen zeggen dat een religie moeilijk zonder gedachte van het offer
kan. Een offer is daarmee natuurlijk ook altijd ritueel. In de
rooms-katholieke traditie is de gedachte van het offer traditioneel
heel sterk verbonden met het Avondmaal. De priester ‘herhaalt’
het offer van Christus in de consecratie, maar de gemeente als het
lichaam van Christus offert zich ook zelf op in een handeling van
dankzegging aan God.
In het protestantisme is die gedachte van het offer geschrapt. De
herhaling van het offer van Christus wordt in de Heidelbergse
Catechismus afgewezen als een ‘vervloekte afgoderij’. De
gedachte van een offer zit nog een klein beetje in het offeren van
onze gaven aan het einde van de dienst, maar dat offeren staat voor
ons gevoel wel erg los van het opofferen van onszelf in toewijding
aan God. Het is trouwens niet toevallig dat in evangelische gemeenten
niet zelden ook daarmee veel meer ernst wordt gemaakt in termen van
het geven van de tienden.
We proberen het in het protestantisme zonder offer, of bijna
zonder offer. Nu, zo ging ik mij afvragen, is de vraag om een
overdoop of doopgedachtenis niet een signaal dat dat niet lukt? Een
volgende vraag is natuurlijk: wat moet je met dat gegeven? Zou je met
dat gegeven niet eerder iets moeten in de richting van de
avondmaalstheologie dan in de richting van de dooptheologie? Hoewel:
ook het denken rond de doop, zowel heden ten dage als in de traditie,
is verre van onproblematisch.

Reacties

  1. erg boeiend.
    de prot traditie heeft nog iets geschrapt wat hiermee verband houdt: de traditie van 'extra toewijding' die in diverse monastische tradities gestalte kreeg. In de geschiedenis hebben dit soort extra toewijdingen (nooit op basis van biologische voortplanting zoals in de kerk) grote rol gespeeld: 'apostolic band' zoals Paulus cs, en allerlei monnikenorden. In sommige missionaire kringen vind je iets dergelijks terug. Misschien zou een opnieuwe erkenning van de monnikenorden (of vergelijkbare variant als zgn 'sodaliteit') ook deels een vervulling kunnen zijn van de behoefte die blijkbaar een rol speelt bij de wens tot overdopen.
    Verder denk ik dat er ook een punt zit dat prot. eredienst zo eenzijdig is: van prediker tot gemeente. Iets meer ruimte voor antwoord van de gemeente in liturgie, niet alleen in zingen, maar ook bv in getuigenis (bv van hernieuwde toewijding) zou hier ook deels in kunnen zien, zonder dat dit direct sacramenteel hoeft.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. What's wrong with a simple "hernieuwing van de doopbeloftes"? Us Catholics do it every Easter, with nobody imagining that rebaptizing might be desirable (let alone necessary).

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts