W.F. Hermans, Donkere kamer van Damokles, Nederland Leest

De kerstvakantie is er om eens een roman te lezen. Daar komt al nauwelijks iets van. Vaak heb ik door beroepsdeformatie ook niet de puf om een boek echt woord voor woord te lezen. Deze vakantie las ik de 2012 aflevering van Nederland Leest: De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans. Hieronder een paar gedachten bij dit boek.

Hermans, Mulisch en Kafka

Ik heb erg van het boek genoten. Het is spannend en met een enorme vaart geschreven. Het deed me denken aan twee of eigenlijk drie andere boeken: De aanslag en De ontdekking van de hemel van Mulisch, die ik dan in elkaars verlengde zie (de tweede als doorontwikkeling van de eerste) en meer op de achtergrond: Het proces, van Franz Kafka. Om met de laatste te beginnen: net als Kafka probeert Hermans in dit boek een nihilistisch wereldbeeld geloofwaardig te maken. Merkwaardig genoeg laat hij een geflipte SS-er in de gevangenis in Drenthe het nihilistische evangelie prediken: we gaan allemaal dood en omdat we toch allemaal de doodstraf krijgen, is er van een wezenlijk verschil tussen goed en kwaad geen sprake. Net als in Kafka's proces wordt er aan de hoofdfiguur uiteindelijk geen recht gedaan. De man die alle verklaringen kloppend had moeten maken, is dood, heeft nooit bestaan, of laat zich ook nu nog niet zien. Nietzsches ideologie van een wereld voorbij goed en kwaad wordt in romanvorm aan de lezer voorgeschoteld.

Om eerlijk te zijn doet Hermans dat romantechnisch gesproken knapper dan Kafka. Kafka krijg ik niet uitgelezen en ik neem maar de vrijheid om te concluderen dat dat komt omdat Kafka's project eenvoudigweg mislukt. Hoewel er in een romanwereld veel meer kan dan in de echte wereld, blijkt Kafka het nihilistische wereldbeeld niet zo te kunnen vertellen dat het mij overtuigt als betekenisvolle toelichting bij de echte wereld. Hermans komt daar een heel eind verder mee; in ieder geval blijf ik doorlezen, op een gegeven moment zo dat ik al het andere geneigd ben te vergeten. Ik vind ook dat Hermans verder komt dan Mulisch. Het probleem met Mulisch' uitwerking van de Kafka-stelling in De aanslag is dat Mulisch' compositorische uitwerking van het verhaal zĆ³ streng is, dat je aan de compositie naadloos kunt aflezen dat de nihilistische stelling die via die compositie verdedigd moet worden, niet klopt. Met andere woorden: de compositorische voorkeur voor orde in Mulisch' werk, maakt het hem onmogelijk de ideologie van totale chaos geloofwaardig uit te dragen.

Bij Hermans heb je niet het gevoel dat er een geordend wereldbeeld aan zijn boek ten grondslag ligt. Dat komt mede door je positie als lezer. Bij Mulisch in De aanslag weet je feitelijk alles of in ieder geval veel. Jij weet als lezer hoe alles in elkaar zit; je zit feitelijk in de positie van God of de alwetende verteller. Bij Hermans niet. Bij Hermans weet ook jij aan het einde van het boek niet of Dorbeck nu echt geleefd heeft of niet. Dat maakt de chaos en de onbeslisbaarheid van Osewoudts geval en daarmee de onbeslisbaarheid van zijn morele status, stukken geloofwaardiger.

Je leert daardoor ook echt iets van een boek als dit. Je leert dat het in een oorlogssituatie als die uit '40-'45 maar al te ingewikkeld is om te weten wie 'goed' of 'fout' is en dat, ook als er een werkelijke morele orde bestaat, het soms heel moeilijk of zelfs onmogelijk is om die morele orde in een concreet geval te (her)kennen. De rol die bureaucratie speelt in het verdoezelen of zelfs omkeren van de morele orde, dat is wat Kafka en Hermans ons kunnen laten zien, ook al ben ik het niet eens met hun nihilistische ideologie.

Verbaasd

Toch was ik bij en na het lezen van dit boek ook oprecht verbaasd. Dit boek is uitgegeven in 1958, zo'n dertien jaar dus na afloop van WOII. Eigenlijk is het ongelofelijk dat zo kort na de oorlog een schrijver het aandurfde om een zo vergaande ideologie door middel van een fictioneel oorlogsverhaal neer te zetten. Ook als de nihilistische ideologie door een SS-er gepredikt wordt, vertelt nog altijd het verhaal als geheel dit twijfelachtige nihilistische evangelie en je kunt op je klompen aanvoelen dat een dergelijk nihilisme op gespannen voet staat met de westerse wereld van dat moment. Probleem is ook dat het er vanuit Hermans' ideologie helemaal niet meer toe doet of dit verhaal zich daadwerkelijk zo in WOII heeft afgespeeld. Wat zich in de wereld afspeelt, doet er namelijk helemaal niets meer toe, want dat kun je toch niet weten. Het enige dat overblijft, zijn mensen die denken dat ze iets doen, maar Osewoudt heeft zich zelfs nooit afgevraagd of dat wat hij deed, voor de goede zaak was. Hij deed het gewoon, eigenlijk vooral om zichzelf een identiteit aan te kunnen meten die hij door zijn uiterlijke mankementen en voorgeschiedenis voorheen niet had.

Ik begrijp niet, dat men zo kort na de oorlog met een quasi-historisch betoog dat op basis van die oorlog (als gebeurtenis! dus als geschiedenis!) geloofwaardig probeert te maken dat die complete oorlog eigenlijk niets met gerechtigheid te maken had, kon leven. Dat geeft eens te meer aan hoe murw de gemiddelde intellectueel na die wereldoorlog kennelijk was.

Bovendien klopt het nihilistische verhaal ook niet. Anders dan Kafka heeft Hermans (net als Mulisch) voor de verdediging van zijn stelling een beroep op de geschiedenis nodig om zijn nihilisme geloofwaardig te maken, maar het is nu juist die geschiedenis die volgens zijn ideologie niets geloofwaardig kan maken. Met andere woorden, bij Mulisch in De aanslag blijkt dat ook heel duidelijk, maar minder bij Hermans: om te laten zien hoe zinloos en hoe moreel tegenstrijdig deze wereld is, is een beroep nodig op een gebeurtenis die deze stelling geloofwaardig maakt, een beroep dus op iets dat niet zinloos is. Bij Mulisch wordt het contradictoire van die stelling duidelijker omdat in De aanslag op het niveau van de lezer volstrekt duidelijk is wat goed en kwaad is. De romanfiguur weet het niet, maar de lezer weet het precies.

Bij Hermans is het minder duidelijk, maar ook hij slaagt er niet in om de zinloosheid van de geschiedenis duidelijk te maken. Alleen op basis van de vooronderstelling dat de geschiedenis zin heeft, kan hij er een poging toe doen om die stelling zo ver mogelijk te problematiseren. Het is op basis van de veronderstelling dat het zĆ³ gegaan is, zoals in de roman verteld namelijk, dat de zinloosheid en de onkenbaarheid van de wereld moet blijken. Echter, dat conflicteert met het feit jazeker, een feit, dat het niet zo gegaan is, want het gaat om een verzonnen verhaal, ook als er een historische aanleiding voor was. De stelling dat de geschiedenis betekenisloos chaotisch is, parasiteert op de veronderstelling dat dat wat de plot vertelt, geschiedenis is, maar dat is het niet, dus de stelling is niet bewezen, integendeel, daarmee is ze weerlegd. Als hij werkelijk een nihilistisch boek had willen schrijven, had hij de plot volledig van het gebeuren van WOII moeten losmaken. Maar dan had zijn verhaal juist aan geloofwaardigheid ingeboet.

Daarom heeft Hermans geen gelijk, hoe verrijkend het lezen van zijn boek ook mag zijn. Godzijdank niet. 

Ach waarom zo zwaar?

Je zou kunnen zeggen: echt weer een theoloog die het niet laten kan om zelfs over een gelezen roman te theologiseren! Voila, dat is zo. Aan de andere kant zou mijn repliek zijn: wie romans als deze leest alsof ze alleen een leuk verhaaltje vertellen, heeft de pointe bepaald gemist, hoewel misschien een spannend boek gelezen. En als die pointe ertoe doet, wil ik er toch ook even bij aantekenen dat die er bepaald niet om liegt. Er staat in die pointe net iets meer op het spel dan koetjes en kalfjes, dus verdient die pointe het ook, levensbeschouwelijk ten volle serieus te worden genomen.

Reacties

  1. Mooie post! Herkenbaar ook, omdat ik een maand terug het boek ook herlas. In mijn beleving was de preek van de SS'er aan het slot te expliciet en deed die afbreuk aan de strekking van het boek. De chaos gesystematiseerd en overzien. Tja, dat kan niet. Tegelijk denk ik wel te begrijpen waarom het boek al in 1958 overtuigde en het daarna bleef doen. WO II heeft de cultuur op haar grondslagen doen schudden. De impact daarvan werkte door nadat het goede schijnbaar had overwonnen. Daarnaast moeten mensen hebben beseft dat het te gemakkelijke goed-fout schema dat in de receptie van de oorlog overheerste, geen recht deed aan de toch zeer gemengde werkelijkheid. De donkere kamer rekent met ontmaskert beide in 1958 gevoelde, maar tegelijk ontkende realiteiten. Wat de strekking van het boek overigens nog niet waar maakt. Maar dat ter zijde.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts