Agenten mogen niet op Allah zweren - 2

Waarom verbazing?

Aan het einde van de vorige post sprak
ik mijn verbazing erover uit dat juist de SGP vragen stelt over de
toelating van een islamitische eed en er blijkbaar belang bij heeft
dat die eed niet wordt toegestaan in onze samenleving.
Sommige lezers zullen misschien juist
verbaasd zijn over mijn verbazing. Het is toch zo makkelijk als wat:
de SGP is een nogal extreem-christelijke partij, christenen geloven
in een andere God dan moslims, dus willen extreme christenen zoals
SGP-ers niet dat er een andere God wordt aangeroepen dan de God
waarin zij geloven. Simpel! Ietwat kort door de bocht geformuleerd is
dat inderdaad hoe het werkt.
Toch zijn er wel wat redenen te
bedenken om verbaasd te zijn. Bijvoorbeeld als het gaat om de
tolerantie ten opzichte van het afleggen van een expliciet religieuze
eed in een seculiere samenleving. De SGP zou er grote moeite mee
hebben als het haar werd belet om de vanuit het christendom
gebruikelijke eed ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ in de
rechtzaal of voor de overheid uit te spreken. Waarom beseffen ze dan
niet dat, als ze dat privilege aan islamieten niet gunnen, ze het dan
zelf op termijn ook kwijtraken?

De eigenlijke verbazing

Maar mijn verbazing zit eigenlijk
dieper. Het gaat mij om de kwestie van het christendom. Is er vanuit
het christelijke geloof eigenlijk reden om een andersgelovige het
afleggen van een eed op een andere ‘g/God’ te ontzeggen (nog
gesteld dat het hier om een andere God gaat, maar daarover de
volgende keer meer)?
In dit verband is het belangrijk om een
verschil te maken tussen een christen of het christelijke geloof als
een verzameling overtuigingen gebaseerd op het Nieuwe Testament, en
een politieke partij die van mening is dat christelijke overtuigingen
op staatsniveau geĆÆmplementeerd zouden moeten worden. De vraag is
eerst: wat is eigenlijk de boodschap van christenen naar
niet-christenen? Wat hebben die mensen die zich christen noemen, hun
niet-christelijke medemensen eigenlijk te zeggen?

Het evangelie in een nutshell

Het christelijke geloof en het
verkondigen daarvan is in de begintijd heel vaak omschreven met het
woord ‘evangelie’. Bijna iedereen in Nederland kent dat woord ook
nog wel als omschrijving van een christelijke boodschap. ‘Evangelie’
komt uit het Grieks en betekent dan zoveel als ‘goede/blijde’
boodschap. Het heerschappij van God is nabij, God komt om aan het
ontrecht een einde te maken. God heeft zijn Zoon gestuurd om ons te
redden. Jezus Christus is als een lam gestorven voor onze schuld en
opgestaan om ons een nieuw leven te geven. Wie zich laat dopen gaat
mee in zijn dood, maar staat ook op met hem in een nieuw leven.
Christen zijn, is geloven dat God inderdaad in Jezus Christus is
verschenen om ons te redden en een leven leven van toewijding aan God
door Jezus Christus en vandaaruit in toewijding aan elkaar.
Dat is zo'n beetje in een nutshell
die ‘blijde boodschap’. De vraag is nu: hoe verhoudt zich die
blijde boodschap tot kritiek op andere boodschappen? Mijn stelling is
dat dat wat bijzonder is voor het christendom, het specifiek
christelijke van het christendom, met kritiek op andere boodschappen
weinig of niets te maken heeft. De blijde boodschap is blij en moet
blij blijven. Daar past niet bij dat je een ander de les leest. Het
is als met een reclameboodschap. Als je mensen warm voor iets wilt
maken, moet je niet gaan vitten op dat waar ze trots op zijn. Je moet
laten zien wat er mooi is aan jouw produkt.

Vrijheid

Dat je niet moet vitten heeft nog met een paar andere dingen te
maken. Zodra je gaat vitten op andere manieren van geloven, verandert
je boodschap van: ‘He kijk eens wat ik gevonden heb! Het heeft mijn
leven verandert. Volg ook Jezus Christus! Het maakt je gelukkig!’
in ‘Ik heb gelijk, mijn God is de ware. Jezus is echt uit de doden
opgestaan, dus hij is de Zoon van God. Daar kun je niet omheen. Je
moet in hem geloven.’ In
theologentaal gezegd verandert het evangelie dan in een wet. Van
enthousiast verhaal verandert het in een opgelegde plicht. Dat is in
de geschiedenis van het christendom maar al te vaak gebeurd. Maar
Evangelie kan alleen gedijen waar vrijheid is, vrijheid om het aan te
nemen maar ook vrijheid om het af te wijzen. Het bijzondere van het
christendom zit hem dus niet in de waarheidsclaim: ik heb gelijk. Het
zit hem in de vreugde over de ontdekking: ik heb God gevonden in Jezus Christus. Dat
heeft mijn leven veranderd.

Vrijheid dus. Dat betekent ook
iets voor de kerk. Als het evangelie een blijde boodschap is die je
gelukkig maakt, maar die jou wel vrij laat, dan is de kerk dus ook
geen instituut dat
moet.
Een kerk is eigenlijk een verzameling van mensen die God in Jezus
gevonden hebben en vandaaruit elkaar en God vinden. Vandaaruit is
het ook een plek waar weer nieuwe mensen Jezus kunnen vinden, omdat er daar
mensen zijn die elkaar het goede nieuws vertellen. Maar het is geen
club die uit is op zoveel mogelijk leden. Of een club die vindt dat
als je van hun club geen lid bent, je per definitie de boot mist. Dan
wordt de blijde boodschap weer een plicht en is het gedaan met de
vrijheid. Voor je het weet wordt de kerk dan een machtsinstituut
waarin niet God over mensen regeert, maar bepaalde mensen over andere
mensen heersen.

De overheid?

Nu terug naar de SGP. Kun je dit
specifieke van het christendom ook implementeren op het niveau van
een overheid? Het lijkt me duidelijk van niet. Overheden maken geen
reclame voor een boodschap. Overheden stellen regels vast waaraan we
ons moeten houden. Dat zijn verplichtingen of rechten. Een overheid
kan ons dus wel opleggen om naar Ć©Ć©n bepaalde kerk te gaan, maar
als je het bovenstaande gelezen hebt, zul je moeten vaststellen dat
ze de blijde boodschap van Jezus Christus daarmee meer schade dan
heil toebrengt. Ook kan de overheid bepaalde godsdiensten rechten
verlenen, bijvoorbeeld om een eed volgens een bepaalde godsdienst af
te leggen. Die rechten zijn van wezenlijk belang, omdat ze mensen de
vrijheid verschaffen die ook vanuit het christelijke geloof wezenlijk
is voor het kunnen aanvaarden van de christelijke boodschap. Vandaar
mijn verbazing. Hoe kunnen moslims die niet meer het recht hebben om
een eed volgens de islam af te leggen, het evangelie nog zien en gaan
waarderen als een boodschap van vrijheid en heil? Er is dus juist
vanuit het christendom, het meest specifieke onderdeel daarvan dat we ‘evangelie’ noemen, alle reden om moslims toe te staan, een eed
volgens hun eigen godsdienst af te leggen.

In de volgende post hoop ik nog
een stapje verder te gaan en de vraag te stellen in hoeverre er in
het christendom ook sprake is van ‘wet’ en wat die wet dan wel
niet betekent voor de vraag hoe christenen zich verhouden tot
moslims.

Reacties

  1. Maarten Wisse, goed punt en zeer goed onder woorden gebracht. Zou niet misstaan in het reformatorisch (of nederlands) dagblad!
    groet
    Simon

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts