Calvijn en de beweeglijkheid van God

Zelfs christelijk gereformeerden geloven tegenwoordig in een beweeglijke God, zoals maar weer eens bleek bij de promotie van Arnold Huijgen, over het begrip ‘accomodatio’ (aanpassing) in de theologie van Calvijn. Dat mag van mij allemaal best, maar ik vind wel dat theologen voorzichtiger zouden moeten zijn met de gedachte dat een onbeweeglijke God het product zou zijn van de Griekse filosofie. Dat is maar tot op zeer beperkte hoogte zo. Nu doet men alsof Calvijn zijn Bijbeltje niet goed las en te veel last had van zijn cultuur en we dus in naam van het sola scriptura wel even die verderfelijke filosofie kunnen wegcorrigeren. Met de belijdenis is verder niets aan de hand.
Dan begrijp ik toch niet waarom men in de Christelijk Gereformeerde Kerken zo gereformeerd is en toch ineens beweert dat artikel 1 van de NGB niet bij de belijdenis hoort. Zo simpel zit de belijdenis niet in elkaar. Als je in artikel 1 de fundamentele wissel omzet waardoor God niet langer meer wezenlijk onveranderlijk en geestelijk is, dan gaat er ook later, bijvoorbeeld in die o zo gereformeerde verkiezingsleer, in de christologie en in de genadeleer heel veel veranderen. Ik zou zeggen: als je die wissel omzet, ben je fundamenteel modern protestant geworden. Je hebt daarmee dus ook een omgang met de belijdenis geïntroduceerd die typisch is voor modern protestantisme, namelijk een selectieve en dynamische omgang met de belijdenis. Maar wat is het bestaansrecht van de CGK anders dan dat van een gereformeerde kerk met een exclusieve binding aan de belijdenis?
Begrijp me goed: ik heb geen behoefte om iemand te verketteren. Ik houd me zelf ook niet altijd aan de letter van de belijdenis. Wat ik wel zou willen, is dat een theoloog klip en klaar verantwoording aflegt van de implicaties die zijn theologische keuzes hebben voor zijn verhouding tot het belijden van de kerk en juist in dat verband verbaas ik mij er regelmatig over dat behoudende theologen zo gemakkelijk een wissel denken om te kunnen en mogen zetten als het over de beweeglijkheid van God gaat, alsof dat een punt zou zijn dat geen diepe interne samenhang met de rest van de gereformeerde leer heeft. Dat is naar mijn overtuiging nu juist wel zo. Je kunt dogmatisch gezien bijna geen fundamenteler beslissing nemen dan die tot een beweeglijke God. Dat raakt aan niets minder dan de onafhankelijkheid en daarmee de ‘Godheid’ van God.

Reacties

  1. Beste Maarten,

    Volgens mij kennen wij elkaar niet persoonlijk, wat in theologisch Nederland iets bijzonders mag heten. Vooropgesteld: ik voel me geenszins verketterd.

    Toch een kleine reactie - een uitgebreide schiet zijn doel voorbij.

    1. Ik ontken niet Gods onveranderlijkheid, ik wil het er zelfs voor opnemen. De vraag is of Gods onveranderlijkheid per se moet worden opgevat zoals Calvijn doet. Ik denk van niet; er zijn alternatieven voorhanden (sorry, maar: lees mijn boek!).

    2. Omgang met de belijdenis. Die is altijd complexer, zou ik willen zeggen, dan het dilemma 'letterlijk' versus 'dynamisch' suggereert. Eens dat het bestaansrecht van de CGK in de confessionele identiteit ligt. Daar sta ik voor. Sterker nog: het is precies mijn onderwijsopdracht.

    3. Samenhang van (on)veranderlijkheid van God met de rest van de theologie. Wie in de Godsleer de bordjes verhangt, krijgt te maken met theologische consequenties op verschillende gebieden. Ook eens. Dat geldt overigens ook als Gods 'onafhankelijkheid' (aseitas) zou betekenen dat de wereld als geschapenheid niet een positieve waarde, een goed, voor God zou betekenen. Is volgens jou elk verstaan van Gods onveranderlijkheid op een andere manier dan in een aristotelisch kader direct ongereformeerd en, for that matter, onkatholiek? Met andere woorden: heb ik Aristoteles nodig om orthodox theoloog te zijn?

    Nu ja, beetje kort door de bocht. Maar spreek er graag nog eens met je over door.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Beste Arnold,

    Ook even een openbare reactie, naast de emails die we inmiddels hebben uitgewisseld. Ik heb lang in het buitenland gewerkt, onder katholieken zelfs, dus dat kan de onbekendheid verklaren.

    Wat je laatste vraag betreft: ik denk dat de klassieke leer van Gods onveranderlijkheid, niet zo gek veel met Aristoteles te maken heeft. De onveranderlijkheid van Aristoteles' onbewogen beweger is namelijk per definitie onverenigbaar met bepaalde christelijke noties, zoals schepping uit het niets. Het gaat mijns inziens dus niet zozeer om metafysische of wijsgerige veronderstellingen, maar over de fundamentele stelling dat niets dat geschapen is, tot het wezen van God behoort. Daarom is er een tweenaturenleer, om maar een voorbeeld te noemen. Uiteindelijk wortelt de leer van Gods absolute onveranderlijkheid in de Decaloog: gij zult u geen andere goden voor Mijn Aangezicht hebben.

    Natuurlijk is de wereld 'een goed' (Augustinus! De kampioen van Gods absolute onveranderlijkheid), maar daarmee kan ze nog niet medebepalend zijn voor God.

    Wat de belijdenis betreft: ik denk dat de problematiek van kerken als de CGK en te rechter zijde daarvan precies is dat ze retorisch leven van de gedachte dat zoiets als 'letterlijk' mogelijk en noodzakelijk is, terwijl in de praktijk ook de meest letterlijke toepassing nog een dynamische is. De wet van Op 't Hof geldt ook voor de belijdenis (zie andere post): Geen enkele theoloog spreekt zoals de belijdenis spreekt!

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts